Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Als een [2]mens gezondigd, en [3]tegen den HEERE door overtreding overtreden zal hebben, dat hij aan zijn naaste zal [4]gelogen hebben van hetgeen hem in bewaring gegeven, of [5]ter hand gesteld was, of van roof, of [dat] hij [6]met geweld zijn naaste onthoudt; 2. Hebreeuws, ziel; en zo in het volgende. Zie Gen.12:5. 3. Die aan zijn naasten misdoet, zondigt ook tegen den Heere; niet alleen omdat de mens Gods schepsel is en Hem toebehoort, maar ook omdat God bevolen heeft zijn naasten te lieven, en niet te beschadigen; en dikwijls in en over de zonden tegen den naasten begaan, de naam des Heeren misbruikt wordt. 4. Anders, geloochend. 5. Hebreeuws, van stelling der hand; dat is, dat iemand in handen gegeven en besteld is, hetzij van een alleen, of van velen, met welke hij door handgeving, handtekening of anderszins in gemeenschap of maatschappij getreden is, om dat wel te bezorgen en waar te nemen. 6. Of, bedriegelijk zijn naasten onttrokken heeft.